Gezichtsvermogen
Bij ca. 10% van PTHS-kinderen zijn de
traanbuisjes verstopt. Problemen met scherp zien komen vaak voor: Bijziendheid,
scheelzien en ogen die snel van kant naar kant bewegen.
Elk kind met PTHS moet gecontroleerd worden op
zijn of haar gezichtsvermogen als de diagnose is gesteld, en dit moet
vervolgens regelmatig herhaald worden.
Gehoor
Gehoorverlies is niet gebruikelijk. Toch moet
het gehoor regelmatig worden getest bij iedereen met PTHS.
Reuk
Er is geen onderzoek gedaan naar de reukzin
bij kinderen met PTHS.
Pijn
Pijn is moeilijk te herkennen bij mensen met PTHS. Het is belangrijk dat zorgverleners zich dat realiseren. Vertellen kunnen ze het niet dus laten ze het op andere diverse manier zien.
Bijna de helft van de mensen met PTHS heeft
epilepsie. Aanvallen gaan soms samen met apneus en een snelle ademhaling.
EEG (elektro-encefalogram) studies moeten alleen worden uitgevoerd wanneer er
duidelijke epilepsie aanvallen zijn of wanneer men blijft twijfelen als iemand
met PTHS epilepsie aanvallen heeft of apneus vertoont.
Epilepsie aanvallen kunnen net zo worden
behandeld als bij ieder ander met epilepsie; er is geen goed bewijs dat het ene
geneesmiddel tegen epilepsie beter werkt dan het andere.
Er is een merkbaar verschil in spierspanning
bij mensen met PTHS: driekwart heeft een lage spierspanning (hypotonie) in de
romp, en net onder 10% juist een hoge spierspanning (hypertonie). Een derde
heeft deze hoge spierspanning in armen en benen.
De slaap is nog niet in detail onderzocht bij
mensen met PTHS.
Orthopedische problemen komen vaak voor bij
zowel kinderen als volwassenen met PTHS. Handen zijn vaak vrij klein, slank en
de vingers taps toelopend. Duimen kunnen minder dan normaal worden gebogen. Er
is geen therapie nodig.
Voeten zijn slank, plat en kunnen naar buiten
worden gedraaid. Ook een holvoet en overlappende tenen komen voor. Voeten geven
grote problemen. Ze behoeven speciaal schoeisel of steunzolen. Een
chirurgische correctie kan nodig zijn als het lopen ook dan nog steeds
belemmerd wordt.
Zijwaartse verkromming van de wervelkolom komt
bij 18% voor van de kinderen. Er zijn geen studies beschikbaar over de
resultaten van behandelingen. Behandeling wordt gedaan zoals bij niet PTHS
mensen.
Spraak is sterk vertraagd en geregeld leren de
kinderen nooit spreken. De helft spreekt enkele woorden en een minderheid
spreekt hele zinnen.
Groei in lengte en gewicht is normaal. Er zijn
geen belangrijke tandafwijkingen. Eén keer in de 6 maanden moeten de kinderen
door een tandarts worden gecontroleerd.
Kinderen kunnen tijdens het voeden verslikken,
kokhalzen en niet goed kauwen. De kinderen zijn uitstekende eters. Kwijlen en
tandenknarsen komt vaak voor. Herhaalde infecties van de luchtwegen, de nieren
en de blaas komen voor bij een derde van de bevraagden.
Vaccinaties kunnen aan elk kind met PTHS
worden gegeven volgens de nationale richtlijnen.
Afwijkingen van hart, longen, nieren, lever en
darmen komen vrij zelden voor.
De kinderarts, bij voorkeur één met ervaring
in PTHS, zou een centrale rol moeten spelen in de zorg voor kinderen met PTHS.
Hij of zij dient regelmatig te controleren op gezondheidsproblemen (in medische
termen: surveillance), multidisciplinaire zorg te coördineren en toezicht te
houden op het sociale steunsysteem rond het kind.
Voedingsproblemen komen niet vaak voor bij
volwassenen met PTHS. Reflux komt voor. Anti-reflux medicatie helpt.
Platte voeten en andere standsafwijkingen
kunnen zo nodig worden gecorrigeerd met orthopedische schoenen, fysiotherapie of
andere specifieke behandelingen, tot aan chirurgie aan toe. Speciale schoenen,
inlays en andere hulpmiddelen moeten bij volwassenen met PTHS worden overwogen
om de stabiliteit en mobiliteit te verbeteren. Wanneer een volwassene met PTHS
een beperkte mobiliteit heeft, is fysiotherapie nodig om te voorkomen dat de
beweeglijkheid in gewrichten blijvend wordt.
Een derde van de volwassenen heeft afwijkingen
aan de geslachtsorganen. Volwassen moet worden gecontroleerd op de situering
van de testikels. Afwijkingen kunnen regulier worden behandeld.
Het is moeilijk om een accuraat beeld te geven
van de levensverwachting van mensen met PTHS, omdat er maar weinig ouderen zijn
gediagnosticeerd en de meesten nog jongvolwassenen zijn.
Gegevens over hart en bloedvaten, osteoporose
en dementie bij volwassenen met PTHS zijn er niet.
Melatonine en gabapentine worden gebruikt voor
slaapproblemen, methylfenidaat en clonidine worden gebruikt voor
prikkelbaarheid, agitatie en hyperactiviteit, en lorazepam wordt gebruikt voor
agitatie. Antipsychotica, pipamperon en promethazine worden gebruikt om te
helpen bij uitdagend gedrag. De antipsychotica moeten zorgvuldig worden
gecontroleerd, het bewijs voor de effectiviteit is beperkt en langdurig gebruik
kan leiden tot aanzienlijke schadelijke effecten. Over het algemeen melden
ouders dat ze tevreden zijn met de voorgeschreven medicijnen en merken ze
weinig belangrijke bijwerkingen op, maar geen enkele medicatie blijkt opvallend
effectief te zijn.
Er is geen medicatie bekend die bij
problematisch gedrag van kinderen of volwassenen met PTHS altijd effectief is.